- kerk
- {{kerk}}{{/term}}1 [kerkgebouw] 〈rooms-katholiek〉 église 〈v.〉 ⇒ 〈protestant〉temple 〈m.〉2 [kerkgenootschap] Eglise3 [kerkdienst] service 〈m.〉(religieux) ⇒ 〈rooms-katholiek〉messe 〈v.〉 ⇒ 〈protestant〉culte 〈m.〉♦voorbeelden:1 in de kerk trouwen • se marier à l'églisenaar de kerk gaan • aller à l'église2 kerk en staat • l'Eglise et l'Etatde hervormde Kerk • l'Eglise réformée3 de kerk gaat aan • le culte, la messe va commencer¶ kerken bouwen op iemand • ±avoir une confiance aveugle en qn.de kerk in het midden laten • garder le juste milieuvóór het zingen de kerk uitgaan • sauter du train en marchede kerk op de toren zetten • ±s'y prendre malje bent zeker in de kerk geboren • la porte!→ {{link=kogel}}kogel{{/link}}
Deens-Russisch woordenboek. 2015.